Uitgelicht! Broedsucces vastelandskust: de eerste resultaten in de zoektocht naar effectieve maatregelen

Er zijn meerdere wegen die naar Rome leiden – een wijs spreekwoord en ook bijzonder goed van toepassing op dit specifieke deelproject van Wij&Wadvogels. Immers kunnen meerdere factoren invloed hebben op het broedsucces langs de vastelandskust. Want dat laat te wensen over. Hoe kan dat? Onder leiding van Het Groninger Landschap worden door een consortium, bestaande uit Ecosensys, Altenburg & Wymenga, Sovon en de RUG, diverse onderzoeken uitgevoerd in de zoektocht naar effectieve maatregelen om het broedsucces een positieve impuls te geven. Ecosensys en Altenburg & Wymenga presenteerden de eerste resultaten.

Rondje langs de velden

Als startsein van dit project werd een “rondje langs de velden” gedaan bij onder andere terreinbeheerders om te inventariseren waar er een kennisbehoefte lag. Deelprojecten binnen Wij&Wadvogels zijn namelijk complementair aan elkaar. Onderzoeksresultaten uit dit specifieke deelproject kunnen namelijk effectief worden ingezet bij andere deelprojecten. Daar waar bijvoorbeeld Natuurmonumenten in Ruidhorn broedeilandjes aanlegt, kunnen op basis van dit monitoringsonderzoek optimalisaties aangebracht worden waar mogelijk.

Na deze inventarisatieronde kwamen twee belangrijke thema’s naar voren die van grote invloed zouden zijn op het broedsucces: de kwaliteit van het voedselaanbod langs de vastelandskust en de aanwezigheid van predatoren. Dat werden dan ook de twee belangrijkste pijlers van het consortium.

Predatie in het kustgebied

Om te zien hoe predatoren zich langs de noordelijke kust bewegen heeft Bob Jonge Poerink, ecologisch onderzoeker van Ecosensys, tussen 2020 en 2022 vossen en steenmarters gezenderd. ‘De volgperiode was zo’n 3 tot 6 maanden aangezien de zenders op batterijen werkten en niet op solartechniek omdat het nu eenmaal nachtdieren zijn’, vertelt Jonge Poerink bij het delen van de tussentijdse resultaten. ‘Desalniettemin konden we de vossen en steenmarters lang genoeg volgen voor een goed beeld van hun bewegingen en impact.’

Combineer beheermethoden

De aanwezigheid van predatoren blijkt inderdaad een bepalende factor voor het broedsucces en laten weinig nesten van wadvogels in de kwelders ongemoeid. ‘Steenmarters en vossen zijn inventief en volhardend. Vossen schuwen water niet en zwemmen rustig lange afstanden om een broedeiland te bereiken, ondanks dat we zien dat ze over het algemeen een voorkeur hebben om zich over het droge te bewegen. Maar over volhardend gesproken: we hebben ook vossen gemonitord die volledig op de kwelders leven – bang voor natte en vieze pootjes zijn ze duidelijk niet.’

De aanbevelingen zijn wat Jonge Poerink betreft helder. ‘Het kluteneiland in de kwelders van de Dollard is omringd door water en voorzien van een stroomraster. Een zeer effectieve combinatie van beheermethoden om predatoren buiten het broedgebied te houden, want daar is geen vos of steenmarter gesignaleerd.’ Het gebruik van één beheermethode is minder effectief, maar een goede aanleg eens te meer cruciaal. Jonge Poerink: ‘Voorzie een stroomraster van voldoende stroom, liever teveel dan te weinig, en zorg voor regelmatig onderhoud en intensieve controle. Valt de stroom uit, dan kunnen predatoren er als de kippen bij zijn. Een egale, goed aangestampte bodem onder het stroomraster is essentieel. Zo wordt het moeilijker om eronder door te kruipen.’ Het predatieonderzoek gaat de komende tijd door om tot mogelijk fijnmaziger conclusies te komen die beheerders nog meer handvatten bieden in predatiemanagement.

Voedselaanbod Klutenplas

De tweede pijler binnen dit deelproject richt zich op het voedselaanbod voor nestjongen van de kluut, oftewel klutenpullen. Bioloog Nina Fieten van adviesbureau Altenburg & Wymenga leidde dit onderzoek. ‘In 2020 hebben we een eerste inzicht verkregen van het voedselaanbod voor klutenpullen in binnen- en buitendijkse gebieden langs de vastelandskust. We stelden vast dat het voedselaanbod bij de Klutenplas bij Westernieland op het moment van bemonsteren, aanzienlijk lager was dan in de andere gebieden waar we monsters afnamen. De voedselbeschikbaarheid aan de westkant van het gebied was daarnaast lager dan de oostkant Daarbij vonden we er dode, vermagerde pullen. Voor het onderzoek in 2021 hebben we ons daarom geconcentreerd op dit gebied, met als doel meer inzicht te krijgen in de abiotische fluctuaties in relatie tot het voedselaanbod.’

Insecten belangrijke voedselbron klutenpullen

Voor het onderzoek is een variatie aan monsters afgenomen. ‘Voor het vaststellen van het dieet werden de poepjes van pullen onderzocht. Voor het voedselaanbod hebben we gekeken naar de aanwezigheid van vliegende- en kruipende insecten, dieren in de waterkolom en bodemdieren (benthos). Daarnaast hebben we constant de omgevingsfactoren als (water)temperatuur, het zoutgehalte in het water en waterstanden gemonitord’, legt Fieten uit. De variëteit aan resultaten kunnen worden samengevat in een aantal belangrijke conclusies. ‘Insecten vormen waarschijnlijk een belangrijke voedselbron voor klutenpullen. Verder zien we dat de beschikbaarheid van voedsel in de vorm van insecten verband houdt met de weersomstandigheden. Bijvoorbeeld, hoe hoger de temperatuur, hoe meer insecten. Het zoutgehalte bepaalt de aanwezigheid van verschillende soorten benthos. Daarnaast werd het gebied in 2021 gevoed door een brakwatertoevoer. Hoewel dit niet statistisch is aangetoond, is dit mogelijk wel van belang geweest voor de ontwikkeling van de voedselbeschikbaarheid in het gebied ’

Vervolgonderzoek wenselijk

Fieten signaleert een opwaartse beweging in 2021 ten opzichte van 2020. ‘Het voedselaanbod in 2021 was een stuk beter dan in 2020 en dat geldt ook voor het broedsucces dat exceptioneel hoog was in 2021. Mogelijk heeft het weer en de waterhuishouding daarin een rol gespeeld. Maar om daar zekere conclusies aan te verbinden is langjarige monitoring een vereiste. Misschien in een volgend deelproject van Wij&Wadvogels?’