‘Wij en de wadvogels zijn er nog niet’

De eerste fase van Wij&Wadvogels zit er eind 2023 op. Programmaleider Ingrid Aaldijk van Vogelbescherming Nederland benadrukt dat er meer dan genoeg redenen zijn om fase twee in te zetten. "De negatieve invloeden haal je niet even in vier jaar weg."

Er zijn predator-vrije broedeilanden aangelegd, hoogwatervluchtplaatsen worden beter beschermd tegen verstoring en er is monitoring en onderzoek gestart naar de oorzaken van de achteruitgang van verschillende wadvogels. “Maar dat is echt nog maar een begin”, benadrukt Ingrid Aaldijk, programmaleider van het programma Wij&Wadvogels bij Vogelbescherming Nederland. “Het is tijd voor de tweede fase!”

Zwakke schakel

Het Actieplan Broedvogels Waddenzee was het antwoord van Nederland op de problemen waar wadvogels in verkeren. Aaldijk: "Bij een overleg van ‘Waddenlanden’ Nederland, Duitsland en Denemarken in 2014 werd heel duidelijk vastgesteld dat de Waddenzee een zwakke schakel is op de zogeheten Oost-Atlantische flyway. Dat is in de jaren die volgden alleen maar erger geworden. Van alle vogels op deze route tussen het Arctisch gebied en West- en zuidelijk Afrika, doen vooral de soorten die direct afhankelijk zijn van onze Waddenzee het slecht. In opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, is daarop dit Nederlandse Actieplan opgesteld. Wij&Wadvogels is sinds 2019 begonnen met de uitvoering van de maatregelen uit dit Actieplan."

Noodmaatregelen

Wij&Wadvogels is eigenlijk een soort pakket met noodmaatregelen, aldus Aaldijk. “Er is een pakket van beheermaatregelen onder de vlag van Natura 2000. Maar daarmee kunnen we de achteruitgang van de wadvogels nog niet keren. Ook de uitbraak van de vogelgriep liet nog eens keihard zien dat de veerkracht van het gebied beperkt is. Het virus heeft bijvoorbeeld een enorme deuk geslagen in de populatie grote sterns die op Texel broedde. Daarmee werd de urgentie voor het nemen van noodmaatregelen nog eens goed zichtbaar. Dat neemt overigens niet weg dat we ook en vooral moeten werken aan een lange termijnvisie op inrichtingsvraagstukken in het Waddengebied.”

Drie sporen

Wij&Wadvogels bestaat uit drie sporen. Aaldijk: “Het eerste spoor draait om fysieke maatregelen. Dan moet je bijvoorbeeld denken aan het verbeteren van hoogwatervluchtplaatsen of de bescherming van broedplekken. Zo hebben we nesten beschermd tegen predatie voor de Tapuit in de Noordduinen, werken we aan de aanleg van nieuwe broedeilanden, zoals Vogelsand bij Den Oever en leggen we een kunstmatig eiland aan in het Amstelmeer.
“Het tweede spoor draait om het tegengaan van verstoring en het verleiden van mensen tot gedragsverandering. Dan moet je denken aan voorlichting om het betreden van hoogwatervluchtplaatsen tijdens hoogwater te voorkomen. Bij Westhoek experimenteren we daarvoor met een getijdenwijzer die zich letterlijk aanpast aan de waterstand.”
“Het derde spoor gaat over kennisontwikkeling. Als je niet weet waaróm het precies slecht gaat met bepaalde vogels in het Waddengebied, dan kan je daar ook niet veel zinnigs tegen doen.”

Lange adem

Het programma Wij&Wadvogels is ontwikkeld voor de duur van acht jaar. Vervolgens is dit opgeknipt in twee fasen van vier jaar. “Voor een deel zijn de tot nu toe gestarte projecten ‘pilots’, waar we van kunnen leren en waarbij we de ervaringen kunnen toepassen in toekomstige projecten”, zegt Aaldijk. “Voor een ander deel gaat het om een eerste begin aan werk van lange adem, zoals onderzoek naar de effectiviteit van predatiemaatregelen.
Onderzoek is iets dat je per definitie lange tijd moet volhouden, wil je daar de vruchten van plukken”, benadrukt Aaldijk. “Er is nog geen definitief groen licht voor fase II van dit uitvoeringsprogramma, maar we zijn hoopvol dat alle betrokken partijen zich bewust zijn van het belang van deze tweede fase. Nu de stekker eruit trekken, zou niet logisch zijn en betekenen dat je heel veel moeite en geld hebt weggegooid.”

Impact

Toch stelt Aaldijk dat er ook nu al resultaten geboekt zijn, zelfs na ‘slechts’ vier jaar. “Met de verbeterde inrichting van broedplekken en hoogwatervluchtplaatsen hebben we laten zien dat er extra rust en ruimte te creëren is voor wadvogels. Tijdens de vogelgriep hebben we bijvoorbeeld gezien dat de grote sterns gebruik hebben gemaakt van een nieuw aangelegde broedplek. Daar is alsnog relatief succesvol gebroed, nadat de eerdere broedkolonies door het virus waren weggevaagd. Het is dus belangrijk dat er voldoende kwalitatieve broedplekken beschikbaar zijn. Willen we de wadvogels echt adequaat beschermen – en ook de wettelijk verplichte instandhoudingsdoelen voor dit Natura 2000-gebied halen – dan moeten we nu doorpakken.”

Tekst: Rob Buiter
Beeld: Hans Peeters