‘Kweldervossen’ slaan deuk in kustbroedvogels

Een groot deel van de typische kustbroedvogels doet het slecht. De kluut bijvoorbeeld is sinds de jaren negentig landelijk in aantal meer dan gehalveerd. Naast verruiging van het open landschap is predatie een belangrijk probleem. Daarom onderzocht Bob Jonge Poerink, van het bureau Ecosensys, hoe beheerders de predatie van grondbroeders door vos en steenmarter kunnen beperken. Dit deed hij in opdracht van Het Groninger Landschap en in samenwerking met de Rijksuniversiteit Groningen, SOVON, Altenburg en Wymenga en Jasja Dekker Dierecologie.

Zendervossen

De onderzoekers rustten verschillende vossen met zenders uit om hun gangen na te gaan. “Zo ontdekten we dat ze zich lang niet altijd door watergangen tegen laten houden”, zag Jonge Poerink. “Zelfs een broedeiland op 400 meter uit de kust weten vossen nog te bereiken. En dat is ook niet zo vreemd. Het geluid van al die vogels op zo’n eiland werkt als een magneet op predatoren”, aldus de onderzoeker. 

Stroomdraden

Ook stroomdraden houden de predatoren niet altijd tegen, zo bleek uit het onderzoek. Soms kruipen steenmarters, maar ook vossen, gewoon onder de draden door. Ook vragen dergelijke rasters om heel regelmatige controle. “Als er te veel stroom 'weglekt', neemt de spanning op zo’n draad ook te veel af. Dan trekken de dieren zich er niets meer van aan.”

Broedvogels lijken heel direct te reageren op een effectief stroomraster, zag Jonge Poerink. “Op een broedeiland waar predatoren nog steeds naartoe konden zwemmen, zagen we bijvoorbeeld de kluten helemaal op een kluitje, in de uiterst hoek van het eiland zitten. Toen we daar een effectief raster hadden geplaatst, zagen we het jaar daarop dat de broedvogels zich over het hele eiland verspreidden.”

De ene predator voor de andere

In de eerste fase van Wij&Wadvogels inventariseerden de onderzoekers aan welke eisen een goed raster moet voldoen, wil het predatoren als vos en steenmarter tegenhouden. “In de tweede fase van het project willen we deze kennis ook systematisch gaan toepassen om te zien wat het effect is op de aantallen broedvogels. Het kan immers zo zijn dat je door het weghouden van vossen andere predatoren juist weer een voorsprong geeft. Als er minder vossen zijn om ratten op te eten, kunnen die ratten zich vervolgens aan de eieren van vogels vergrijpen.”

Kweldervossen

Een belangrijke les uit het zenderonderzoek is volgens Jonge Poerink dat vossen lang niet altijd uit holen in het achterland komen. “Er blijken ook de nodige vossen te zijn die gewoon dag in dag uit op de open kwelder leven. Op kaartjes uit het einde van de jaren zestig zag je nog grote aantallen klutennesten op de buitenrand van de kwelder broeden. Nu is dat met de toegenomen aantallen vossen in de kwelders ondenkbaar geworden. Kluten mijden momenteel de kwelders als broedgebied vanwege de vossen. Als je dus iets aan de predatie door vossen wilt doen, dan moet je er rekening mee houden dat ze ook in de buitendijkse gebieden leven. Een plek waar je ze in eerste instantie misschien niet verwacht.” 

Weren of beheren?

De vraag of je predatoren als de vos niet alleen moet weren, maar misschien ook moet ‘beheren’ – het eufemisme voor afschieten – blijft voor Jonge Poerink een lastige. “De vos hoort bij een natuurlijk ecosysteem en dus gebruik ik ook de negatieve ‘roofdier’ liever niet. Maar tegelijk zie ik ook dat die ene zoogdiersoort, die het overal goed doet, een belangrijke rol heeft in de achteruitgang van heel veel kustbroeders die het slecht doen. Als je het afschot van de vos helemaal afwijst, omdat je liefst een natuurlijk evenwicht nastreeft, dan zou het dus zomaar kunnen zijn dat er in dat natuurlijke evenwicht maar heel weinig vogels als kluten, bontbekplevieren, visdieven en kokmeeuwen overblijven. En dat terwijl de kwelders van de Wadden juist zijn aangewezen als Natura 2000 gebied voor kustbroedvogels.”

Tekst: Rob Buiter
Foto: Koos Dansen